Redactioneel

Femke Kok

Toen de 23-jarige Roberta Gibb in 1966 illegaal meedeed aan de Boston Marathon had zij geen rugnummer en moest zij zich voor de start in de bosjes verstoppen. Een jaar later probeerde jurylid Jock Semple om deelneemster Kathrine Switzer, met rugnummer, hardhandig uit de wedstrijd te werken. In de reglementen van de Boston Marathon, net als in die van andere marathons, stond immers dat vrouwen niet mee mochten doen. Een van de redenen voor dit verbod was de veronderstelling dat het vrouwenlichaam niet in staat is een dergelijke inspanning te volbrengen en dat het lopen van lange afstanden schade zou toebrengen aan de voortplantingsorganen. Hoewel deze veronderstelling onderbouwd werd met een verwijzing naar biologische en medische kennis, werd zij vooral ingegeven door culturele en maatschappelijke normen en (voor)oordelen over het vrouwenlichaam. Pas in 1972 werd het vrouwen officieel toegestaan deel te nemen aan de marathon en inmiddels is meer dan 40% van de deelnemers aan de Boston Marathon vrouw.

De langdurige uitsluiting van vrouwen in het langeafstandslopen laat zien dat feiten over het lichaam zijn geworteld in specifieke historische omstandigheden en praktijken. In het beroemde boek De tweede sekse schreef de Franse filosofe Simone de Beauvoir (1908-1986) al dat er niet voorafgaand aan welke culturele betekenis dan ook betekenissen aan ons lichaam kunnen worden toegeschreven.i Het menselijk lichaam heeft weliswaar een zekere biologische realiteit, maar spreekt niet voor zichzelf. Betekenissen die aan het lichaam worden toegeschreven, zoals die van sekse, seksualiteit, ras of validiteit, worden mede bepaald door wat De Beauvoir de ‘situering’ van het lichaam noemt en waartoe biologische factoren behoren, maar ook politieke, culturele en historische. Heersende ideeën over het lichaam zijn mede bepaald door literatuur, (historische) wetenschap, religie en filosofie.

Zo bezien is het menselijk lichaam een vanzelfsprekend en belangwekkend onderwerp voor de cultuurwetenschappen. Toch is de cultuurwetenschappelijke belangstelling voor het menselijk lichaam pas in de laatste decennia sterk toegenomen. Hoewel de bijdragen aan dit dossier zeer divers zijn qua onderwerp en benadering, zijn er ook opvallende overeenkomsten, waarvan ik er hier een wil noemen: alle bijdragen schenken bijzondere aandacht aan cultureel en historisch bepaalde normen en idealen van het lichaam en, in het verlengde daarvan, aan (de consequenties daarvan voor) lichamen die op de een of andere manier afwijken van de norm.

Zo wijst Kim van Steenwijk op de normstellende rol die tijdschriften, in het bijzonder de Libelle, hebben gespeeld in de beeldvorming en beleving van het vrouwenlichaam tussen 1994 en 2008. Steenwijk laat zien dat Libelle haar lezeressen strenge normen voorspiegelde ten aanzien van gezondheid, jeugdigheid en gewicht; idealen waaraan het gros van de lezeressen niet kon voldoen, ondanks de suggestie dat het ideale lichaam maakbaar, of zelfs ‘te koop’ is. Simone van Saarloos schreef in 2016 in Filosofiemagazine dat ‘[w]ie het lichaam onbelangrijk acht, (…) meestal een lichaam [heeft] dat niet opvalt, omdat de wereld op zijn gemak is ingericht’.ii In lijn met dit gegeven stelt Marieke Borren dat zij pas wit werd toen ze in het centrum van het overwegend zwarte Johannesburg, Zuid-Afrika, ging wonen. Tot die tijd beschouwde ze zichzelf, onbewust, als kleurloos, ‘blending in with my environment to the point of being unnoticeable’. Borren introduceert in haar bijdrage het fenomeen van de ‘witte belichaming’, dat volgens haar niet alleen bepaald wordt door uiterlijk of zichtbaarheid, maar ook door een bepaalde houding ten aanzien van beweging en meer in het bijzonder bewegingsvrijheid.

Ook in Willemijn Rubergs bijdrage spelen lichaamsnormen een belangrijke rol. Zij laat, onder andere aan de hand van de filosofie van Maurice Merleau-Ponty (1908-1961) zien dat de fenomenologie – een filosofie van de ervaring – kan verhelderen hoe historisch en cultureel gesitueerde individuen bestaande normen over bijvoorbeeld ras en sekse incorporeren of verwerpen met behulp van hun eigen lichaam en lichaamservaring. De bijdrage van Fenneke Sysling vertelt tenslotte over de relatie tussen technologie, in het bijzonder de weegschaal, en lichaamsbeeld. Hoe vaker men zich kon wegen, door technologische ontwikkelingen zoals de draagbare weegschaal, hoe meer het gewicht een ‘maakbare’ eigenschap werd en hoe meer het lichaamsideaal gekoppeld werd aan het gemeten lichaamsgewicht.

Naast het tweejaarlijkse thema-dossier biedt LOCUS het hele jaar door diverse cultuurwetenschappelijke bijdragen. Neemt u vooral een kijkje op het doorlopende gedeelte van het tijdschrift. Het volgende themadossier zal gaan over Performance (verschijningsdatum: voorjaar 2020). Heeft u interesse om hieraan bij te dragen, raadpleeg dan onze Call for Papers. Wij wensen u veel leesplezier!

PS: Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe publicaties in LOCUS, schrijft u zich dan in voor onze nieuwsbrief.

De redactie

Femke Kok, ‘Redactioneel’, Locus – Tijdschrift voor Cultuurwetenschappen 22 (2019). https://edu.nl/eeayw

© 2019 Open Universiteit | Lees de disclaimer en de privacyverklaring van de OU |Voor het colofon zie Over LOCUS |

Voor contact met de redactie kunt u mailen naar locus@ou.nl